EWI in de Raad Concurrentievermogen


Ons internationaal beleid richt zich in de eerste plaats op de Europese Unie. Naast het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling (7KP) en het Kaderprogramma voor Concurrentievermogen en Innovatie (CIP) volgt EWI ook actief het beleid op binnen de Raadsformatie Concurrentievermogen. Die bestaat uit de Raad Industrie, de Raad Interne Markt, de Raad Onderzoek en de Raad Ruimtevaart.

Om de werkzaamheden op de voet te volgen, vaardigde EWI een voltijdse raadgever af bij de EU. Hij waakt over onze Vlaamse/Belgische belangen door actief deel te nemen aan de onderhandelingen onder de 27 EU-lidstaten en zorgt voor een goede voorbereiding van de Vlaamse ministers wanneer zij België vertegenwoordigen in de Raad van Ministers van de EU voor het industrie- en het onderzoeksbeleid. Tijdens de eerste helft van 2012 vertegenwoordigde minister-president Kris Peeters België in de Raad Industrie, tijdens de tweede helft van 2012 was het de beurt aan zijn collega viceminister-president Ingrid Lieten in de Raad Onderzoek.

COSME en Horizon 2020

In 2012 ging onze aandacht vooral uit naar de onderhandelingen over de opvolgers van CIP en 7KP.

De opvolger van CIP heet COSME (Programma voor het Concurrentievermogen van KMO’s en bedrijven) en beschikt over een budget van 2,6 miljard euro voor de periode 2014-2020. De onderhandelingen leverden weinig problemen op. COSME zal voor de helft uit financiële instrumenten bestaan (in de vorm van risicokapitaal en garanties) en voor de helft uit beleidsmaatregelen (uitwisselen van goede praktijken, ondersteuning van het Enterprise Europe Netwerk, Erasmus for Young Entrepreneurs,…). Er was enige spanning tussen lidstaten die zoveel mogelijk middelen in het mandje van de financiële instrumenten wensten te leggen en de lidstaten, waaronder België, die opteerden voor een meer evenwichtige benadering zoals voorgesteld door de Europese Commissie. Uiteindelijk werd het Commissievoorstel grotendeels behouden.

Voor 7KP spreken we van het programma Horizon 2020 met een voorgesteld budget van 80 miljard euro. De rode draad door het Commissievoorstel voor Horizon 2020 is vereenvoudiging. De Commissie wenst komaf te maken met de hoge administratieve lasten bij de deelname aan de Europese onderzoeksprogramma’s. Op die manier hoopt zij onder meer de neergaande trend bij de deelname van industriële spelers om te buigen. Bij de onderhandelingen rond Horizon 2020 waren er twee tegenstrijdige visies tussen de voorstanders voor verdeling op basis van het excellentieprincipe (de ‘oude’ voornamelijk West-Europese lidstaten) en de aanhangers voor maatregelen en middelen voor het verbreden van de deelname aan het programma (de ‘nieuwe’ lidstaten, voornamelijk Centraal- en Oost-Europese landen). Uiteindelijk werd een evenwichtig compromis gevonden.

België pleitte samen met landen zoals Nederland, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Finland en Spanje ook voor het behoud van terugbetaling van werkelijk gemaakte indirecte kosten. De Commissie had deze optie geschrapt in naam van vereenvoudiging en vervangen door een forfaitair tarief, dat voor sommige Vlaamse spelers met een grote infrastructuur evenwel niet kostendekkend is. Hier heeft België echter het onderspit gedolven. In 2013 volgt de onderhandeling met het Europees Parlement, medewetgever voor beide programma’s.